“De methodiek ‘Moeten en Willen’ stelt ons in staat om op een efficiënte, effectieve manier de juiste keuzes te maken als het gaat om onderhoud, tussen juridisch minimum en verbetering. Dat is in het belang van onze huurders, maar het is zeker ook een voordeel voor ons en onze ketenpartners. We hebben geen eigen technische dienst, maar we werken samen met ervaren aannemers. Samen met DWVB werken we aan de ‘busjesversie’, een handboek dat per bouwdeel exact aangeeft wat het gewenste niveau van onderhoud is, dat aansluit bij het assetlabel. Dat zal de efficiency zeker ten goede komen”.

Dat zegt Eric van Staveren, manager niet-planmatig onderhoud bij Woonstad Rotterdam. “In het verleden was er veel onduidelijkheid over de vraag of onderdelen vervangen of gerepareerd moesten worden. Dat geeft nogal eens aanleiding tot misverstanden. Met ‘Moeten en willen’ beschikken we over een eenduidig kwaliteitsbeeld. Natuurlijk zijn de eisen zoals die o.a. zijn verwoord in het Besluit Kleine Herstellingen, altijd leidend.

Maar juist bij het onderdeel ‘Willen’ ontstaat al snel onduidelijkheid: moeten bepaalde bouwdelen gerepareerd of direct vervangen worden? Hoe ver ga je met verbetering? Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met de toekomstplannen die er zijn voor de woningen en de complexen. We hebben eenvoudigweg behoefte aan meer ‘grip’ op de vraag wat de meest geschikte aanpak is. “

Handboek
Van Staveren spreekt uit ervaring. “In het verleden was ik betrokken bij het planmatig onderhoud. Dan zag je soms dat bepaalde delen van een onderhoudsprogramma al waren uitgevoerd, terwijl dat volgens het protocol pas in een later stadium zou gebeuren. Dat geeft veel onduidelijkheid: bij onze collega’s maar ook bij de medewerkers van onderhoudsbedrijven én bij onze klanten.

De bedoelingen zijn altijd goed, maar (onder)aannemers worden nogal eens op pad gestuurd met een groot aantal instructies en voorschriften, terwijl het belangrijkste ontbreekt: een handboek waarin ze snel zien wat het gewenste kwaliteitsniveau is en welke maatregelen c.q. ingrepen daarbij horen. Dat betekent dat sommige werkzaamheden niet worden uitgevoerd en andere op het verkeerde moment. Dat geeft ongemak voor de klant en het leidt tot extra kosten voor de corporatie.”

De ‘busjesversie’
Het referentieboek dat DWVB in samenwerking met Woonstad Rotterdam ontwikkelt, wordt door de woningcorporatie ook wel ‘de busjesversie’ genoemd. Het functioneert voor het personeel van de aannemers als onderlegger voor het uitvoeren van niet planmatig onderhoud. Per bouwdeel zien ze wat de prestatie-eisen zijn en welke maatregelen daarbij horen.

Van Staveren: “Het referentieboek is in een aantal gevallen voor ons een eye opener: je ziet in één oogopslag waar direct actie nodig is, bijvoorbeeld omdat anders de veiligheid in het geding kan komen. Natuurlijk is het soms wel even schrikken als je ziet dat dingen in het verleden niet goed zijn gegaan, maar je hebt nu de mogelijkheid om direct te bepalen welke maatregelen moeten worden genomen. Het is een heel nieuw product dat wat ons betreft duidelijk meerwaarde heeft voor onze bedrijfsvoering.”

Communicatietool
Hij geeft een voorbeeld uit de praktijk: “Een huurder stuurt een mail dat de keuken niet naar wens is. Daar moet wat anders voor komen. Het digitale systeem antwoordt heel correct dat de huurder enkele dagen later een medewerker van de corporatie kan verwachten. Bij dat bezoek blijkt dat er sprake is van miscommunicatie: er wordt een kleine reparatie uitgevoerd, terwijl de klant eigenlijk een nieuwe keuken had verwacht.

Dat geeft bij beide partijen irritatie. Met deze nieuwe methodiek kunnen we onze klanten precies vertellen wat ze kunnen verwachten, wat er gaat gebeuren en hoe lang de werkzaamheden zullen duren. Op termijn kunnen ze dat zelf ook zien via onze website. Zo is ‘Moeten en Willen’ niet alleen een efficiënte werkmethodiek voor ons en onze onderaannemers, maar vormt ze ook een hulpmiddel bij de communicatie met onze klanten. Daar hebben we allemaal profijt van.”

ving